Ruim twintig jaar moest de Duitse componist Eberhard Rebling wachten tot hij werd herenigd met de liefde van zijn leven. Nadat hij in 2008 op 96-jarige leeftijd bezweek aan een longontsteking werd hij begraven in Berlijn, naast zijn Lientje, de vrijgevochten danseres en zangeres uit Amsterdam. Samen schreven ze hun persoonlijke geschiedenis, Lied van Verzet.
Om meteen ter zake te komen; hun beider verhaal, oorspronkelijk uitgegeven als Sag nie, du gehst den letzen Weg is een monument; een meeslepend, historisch en aangrijpend werk dat niet onderschat kan worden. Beide hoofdpersonen beschrijven op een hoogstpersoonlijke wijze en uiterst gedetailleerd een dramatisch veranderende wereld; Lin in Amsterdam, Eberhard in Berlijn.
Rebekka Brilleslijper, dochter van Joseph Brilleslijper en Fijtje Gerritse, werd bekend onder haar artiestennaam Lin Jaldati, ook wel Lientje genoemd. Ze groeide op in de Amsterdamse Jodenhoek, met een autoritaire, beschermende vader. Hij was een man die hard moest werken om zijn gezin te kunnen onderhouden. Lijdzaam moest hij toezien hoe zijn dochter zich als jong meisje langzaam van hem vervreemdde en haar eigen weg ging.
Danslessen
Aanvankelijk nam ze stiekem danslessen, bij Florrie Rodrigo in de Plantage Muidergracht en later bij Lily Green in de Pieter Pauwstraat. Lin vertelt het op een meisjesachtige manier, die soms doet denken aan Het Achterhuis van Anne Frank, met wie ze bevriend zou raken. Ze formuleert vertederend, soms van de hak op de tak, maar authentiek en vol leven. Haar danslessen waren niet duur schrijft ze: “Ik kon het gewoon van mijn zakgeld betalen. Ik kreeg nu een kwartje per week, waarmee je wel drie keer naar de bioscoop kon gaan. Florries lessen kostten zelfs nog minder.”
Lin vertelt hoe ze zich als tiener ontwikkelt, voor het eerst verliefd wordt, hevig teleurgesteld wordt, een reputatie opbouwt als zangeres van Jiddische liederen en naam maakt als danseres. Maar ook hoe de inwoners van haar stad door de almaar toenemende dreiging van het fascisme en antisemitisme steeds angstiger worden.
Strawinsky
Plechtiger van toon is het relaas van Eberhard Rebling. “Het Keizerrijk was voor mijn vader en zijn vrienden de goede oude tijd”, zo begint hij zijn geschiedenis. Interessant is hoe de jonge Eberhard, die in 1911 geboren werd, de tijd erop volgt ervaart en duidt. Als kind van de oorlog en opgroeiend tijdens het interbellum, is hij getekend en dat blijft voelbaar in al zijn observaties, handelen en overtuigingen.
Ook in zijn muziek. Al snel wordt duidelijk dat hij een uitzonderlijk getalenteerd musicus is. Mooi is de anekdote van een pianolerares die hem dwingt, met muntjes op z’n hand, te spelen zonder zijn handen te bewegen. Niet veel later weet hij zich van dit idiote juk te bevrijden en wint hij op jonge leeftijd een prestigieus concours.
Het duizelt van de namen die hij noemt, ontmoet, bewondert of bekritiseert. Rebling is een grootgebruiker van concerten, waarover hij dikwijls ook als recensent schrijft, in ruil voor soms kostbare tickets. Minutieus zet hij uiteen hoe het vrije, moderne muzikale leven in Berlijn in de jaren dertig wordt vernietigd. Hij observeert en registreert, vaak met ingehouden woede; dan weer expliciet. Juist die persoonlijke, indringende getuigenissen zijn met recht belangwekkend te noemen:
“Kleiber had nog steeds de moed om in een concert van de Berliner Philharmoniker Stravinsky’s Le Sacre du Printemps uit te voeren, ondanks de luidruchtige campagnes teren de ‘ontaarde, door cultuurbolsjewieken geteisterde muziek’. Het applaus mondde uit in een politieke demonstratie.”
Contemporaine grootheden en buitenlandse artiesten zegden steeds vaker af. De leemtes die ontstonden werden opgevuld door opportunisten. Hij vervolgt met:
“Het was een verachtelijke vertoning”, schrijft hij, “van een ontstellend gebrek aan karakter en kwaadaardig opportunisme. In de eerste plaats van Richard Strauss, die zich echt niet uit pure ijdelheid, winstbejag en gebrek aan politiek instinct vrijwillig aan de nieuwe machthebbers hoefde te bieden.”
Voordat de oorlog uitbreekt vlucht Rebling, inmiddels een gerenommeerd musicus, naar Nederland. Hier ontmoet hij Lientje, die aanvankelijk niks van hem moet hebben. Maar voor hem is het liefde op het eerste gezicht. Uiteindelijk ziet ook zij het licht en valt ze voor de ‘lange slungel’. Ze vinden elkaar in de liefde en in de muziek; samen vormen ze een zeer productief stel.
Dramatisch is de periode van ’t Hooge Nest, het verhaal dat we al, vanuit een ander perspectief, kennen van het gelijknamige boek van Roxane van Iperen, die zich in belangrijke mate baseerde op Lied van Verzet. Van 1942 tot 1944 woonde Lientje hier, actief in het verzet, met haar familie ondergedoken. Het huis in ’t Gooi blijkt uiteindelijk niet veilig genoeg; ze worden verraden en het onderduikadres wordt in de zomer van 1944 overvallen. Eberhard weet te ontsnappen. Lin en haar zusje Janny worden via Westerbork op transport gezet naar Auschwitz, samen met Anne en Margot Frank, die in Bergen Belsen worden vermoord. De twee zussen overleefden ternauwernood en werden in april 1945 bevrijd.
Na de oorlog
“De eerste jaren aan de Prinsengracht 390 behoorden tot de gelukkigste van ons leven”, schrijft Rebling. Toch vertrok het stel, met hun twee kinderen in 1952 naar de DDR om daar, hunkerend naar vrede, een nieuw leven op te bouwen. Lin werd in Oost-Berlijn de vertolker van het Jiddische lied en zong er werk van Berthold Brecht.
Nederland verlaten was een opmerkelijke keuze, vindt ook CPN-partijleider Paul de Groot: “Dus jij wilt terug naar Moffrika? Bedenk toch in het keizerrijk zong men patriottische liederen met andere teksten, in de Weimarrepubliek dezelfde liederen met andere teksten en vervolgens dichtten de nazi’s fascistische leuzen op die oude melodieën. En daar wil jij naartoe?” Ja, daar wilde hij naartoe.
Haar Mokum
Lied van Verzet verscheen oorspronkelijk in 1986 en eindigde met de bevrijding. Een tweede uitgave uit 1995, met de periode 1945 – 1988 eraan toegevoegd. In het voorwoord schrijft Jalda Rebling, een van de twee dochters: “Eberhard schreef dit nadat Lientje in 1988 was overleden. Het was zijn rouwverwerking.”
Hoewel Lin heimwee had naar haar Mokum, bleef ze haar man trouw in Berlijn. Haar comeback in Amsterdam 1985 was een succes. In september 1988 zou ze er de erepenning ontvangen. Jalda Rebling: “Op 31 augustus verliet ze deze wereld. 18 Elul van de joodse kalender. Toen de trein van Westerbork in Auschwitz aankwam, was het 6 september 1944, 18 Elul, de dag waarop haar ouders zijn vermoord.”
Lied van Verzet
Lin Jaldati & Eberhard Rebling
Boom, Amsterdam
ISBN hardcover 978902446324
Verschenen in april 2024
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 34,90)Bestel als e-book bij bol.com (€ 27,90)