Er zijn maar weinig fotografen die een belangrijk tijdperk in de Nederlandse geschiedenis op zo’n bijzondere en treffende manier hebben vastgelegd als Cas Oorthuys. Zijn foto’s zijn een indringend portret van de armoede en crisis van voor de Tweede Wereldoorlog, de grimmige oorlogsjaren, de hongerwinter en het verzet, maar ook van het naoorlogse optimisme van de wederopbouw, de bloei van de industrie en landbouw, de toeristische bestemmingen die door de toenemende welvaart voor steeds meer Nederlanders bereikbaar werden. Hij was een geëngageerde fotograaf. Voor de oorlog was hij diep geïnvolveerd in allerlei linkse organisaties en activiteiten, in de oorlog was hij nauw betrokken bij het verzet en na de oorlog behoorde hij tot de spraakmakende linkervleugel van de culturele elite in Amsterdam. Kortom, een boeiende figuur met een omvangrijk en interessant oeuvre die zeker een uitgebreide biografie verdient. Nu ligt er van de hand van de kunsthistoricus Sybrand Hekking een vuistdikke biografie, een ‘ultieme’ volgens de aankondiging.
Domineeszoon
Cas Oorthuys werd in 1908 geboren in Leiden waar zijn vader op dat moment Nederlands-hervormd predikant was. Zijn vader kwam ook uit een domineesgezin en hij was streng in de leer, zij het met enkele verlichte trekjes zoals bij de opvoeding van zijn dochters. Een jaar later verhuisde het gezin naar Amsterdam waar Oorthuys opgroeide en naar school ging. Hij was net als zijn vader een harde werker. Hoezeer hij ook zijn best deed op de middelbare school, het lukte niet erg. Dat lag waarschijnlijk aan zijn ‘leesblindheid’, zoals dat toen nog genoemd en vrijwel niet onderkend werd. Na drie jaar HBS ging hij naar de ambachtsschool en volgde daarna twee opleidingen bouwkunde in Haarlem. Daar kwam hij terecht in de roemruchte Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden (NBAS), een kweekvijver van linksgeoriënteerde, vrijzinnige jongeren die principieel niet rookten of alcohol dronken, geen vlees aten, antimilitaristisch waren, wandelend de natuur introkken en gemengd kampeerden. Dat milieu vormde hem in politiek opzicht en bracht hem in conflict met zijn ouders, die er heel andere opvattingen op na hielden. In de NBAS raakte hij door een aantal vrienden, waaronder de toen uiterst linkse loodgieterszoon Nico de Haas, geïnteresseerd in fotografie, een passie die hem nooit meer los zou laten.
Crisis en arbeidersfotografie
Nadat hij in 1930 zijn opleiding tot bouwkundig tekenaar had afgerond, vond hij werk bij de gemeente Amsterdam. Hij werd echter als gevolg van de crisis al na twee jaar ontslagen en moest dagelijks gaan ‘stempelen’ om in aanmerking te komen voor een uitkering. Bij de stempellokalen kwam hij in contact met leden van de Communistische Partij Holland (CPH) en werd lid. Hoewel hij naar eigen zeggen slechts twee jaar lid was, bleef dat lidmaatschap veel langer aan hem kleven. Het belangrijkste voor hem was niet het partijleven, maar het lidmaatschap van de aan de CPH gelieerde Vereniging van Arbeiders-Fotografen, waar onder meer de avantgardistische filmer Joris Ivens lesgaf. In de loop van de jaren dertig koos hij steeds sterker voor de fotografie. Zijn foto’s in die tijd dienden duidelijk een propagandistisch doel, namelijk het weergeven van de antifascistische strijd en de beroerde situatie van de arbeiders. Maar tegelijkertijd was hij een aanhanger van de Nieuwe Fotografie, die veel meer aandacht besteedde aan vormgeving, zoals collages en bijzondere typografie, wat hem als geschoold grafisch ontwerper zeer aansprak.
In 1932 trouwde hij met de montessorionderwijzeres Sini Broerse, die uit een ongelovig arbeidersgezin kwam. Dat was waarschijnlijk een van de redenen dat zijn strenggelovige ouders niet bij de bruiloft waren. Maar misschien was het ook omdat Sini al zwanger was, wat niet de goedkeuring van zijn ouders kon wegdragen. Erg breed had het jonge gezin het niet, maar dat veranderde toen Cas in 1935 in dienst trad bij de sociaaldemocratische Arbeiderspers. Hij werd de vaste fotograaf van de krant Het Volk en het tijdschrift Wij. Ons werk, ons leven, waarvan zijn vriend Nico de Haas op dat moment de vormgever was. Voor beide bladen maakte Oorthuys vooral reportages, die een iets minder propagandistisch karakter hadden dan zijn eerdere werk.
Heel erg lang duurde het huwelijk met SIni niet. Zij vroeg in 1938 een scheiding aan ‘op grond van overspel gepleegd door de man’. Al snel betrok Oorthuys met zijn toekomstige tweede echtgenote, Lydia Krienen, een zolderkamertje. Hoe deze pijnlijke ervaring precies verlopen is en wat de scheiding met hem gedaan heeft, blijft in de biografie een beetje in het ongewisse. Dat geldt ook voor het ‘verraad’ van zijn goede vriend De Haas twee jaar eerder. Die sloot zich ,na een conflict over een antifascistische tentoonstelling waarvoor Cas in de organisatie zat, juist aan bij het fascistische kamp en werd medewerker van het nieuwe dagblad van de NSB, Het Nationale Dagblad.
In 1940, vlak voor het uitbreken van de oorlog, trouwde Oorthuys met de elf jaar jongere Lydia. Ook nu ontbraken weer zijn ouders. Het stel verhuisde naar een huis aan de Amstel, dat in een oorlog een belangrijke rol als onderduikadres voor het verzet zou spelen.
Bezetting en verzet
In 1942 nam Oorthuys zijn ontslag bij de al eerder door de bezetters genazificeerde Arbeiderspers. Zijn inkomen verwierf hij na die tijd met opdrachten voor uitgeverij Contact, die na de oorlog een van zijn belangrijkste opdrachtgevers werd. Ondertussen raakte hij steeds meer betrokken bij het verzet. Hij maakte pasfoto’s voor vervalste persoonsbewijzen en was actief met ander illegaal werk, zoals de hulp aan onderduikers. In 1944 werd hij door een ongelukkig toeval opgepakt en afgevoerd naar kamp Amersfoort. Hij werd tot verbazing van velen na enkele maanden, zij het zeer verzwakt, weer vrijgelaten en dook onder. Of de vrijlating kwam door toedoen van zijn oude vriend De Haas, inmiddels hoog in de hiërarchie van de Nederlandse SS, weten we niet. Daar geeft de biografie geen antwoord op. Na zijn vrijlating sloot Cas zich aan bij ‘De Ondergedoken Camera’, een groep van Amsterdamse fotografen die illegaal het leven in bezettingstijd vastlegden. Zijn foto’s behoren tot de meest iconische in zijn oeuvre en hebben de status van Unesco Werelderfgoed verworven. Zij tonen de gevolgen van oorlog en de verschrikkingen van de Oorlogswinter van 1944.
Na de oorlog
Na de bevrijding werd Oorthuys lid van de vakgroep fotografie van de Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten (GKf), waaruit bleek dat de fotografie steeds meer als een kunstvorm werd beschouwd. Dit was een klein, informeel gezelschap met eenzelfde achtergrond: politiek bewust geworden in de jaren dertig, tijdens de bezetting verenigd in het verzet, overwegend links in hun politieke opvattingen. Ondanks deze politieke achtergrond kregen de foto’s die Cas na de oorlog maakte steeds minder een politiek karakter. Zijn foto’s varieerden van vrouwen in klederdrachten tot moderne architectuur, van boeren tot de Rotterdamse haven. Verder publiceerde hij tientallen fotoboeken in samenwerking met enkele schrijvers, zoals A. den Doolaard, Simon Vinkenoog en Hella Haasse, over uiteenlopende buitenlandse bestemmingen en ook reisboeken. Alleen in zijn boeken over Indonesië en Belgisch Congo is zijn kritische blik nog duidelijk aanwezig.
Zijn tomeloze energie leek niet te stuiten, ook was hij heel veel op reis. Wanneer hij terug was, stortte hij zich met volle overgave in het nachtleven van de spraakmakende kunstenaarskolonie op het Leidseplein en in de kunstenaarssociëteit De Kring. In 1975 overleed hij plotseling, kort nadat hij in opdracht van de PTT een bevrijdingszegel 1945-1975 had ontworpen. Hij liet een immens archief na van zo’n 500.000 negatieven, dat vooral door zijn vrouw werd geordend en beheerd voordat het overgedragen werd aan het Nederlands Fotomuseum.
Een ultieme biografie?
Hekking besteedt in zijn biografie uitgebreid aandacht aan de foto’s van Oorthuys en dat zal de liefhebber van diens fotografie zeker deugd doen. Het boek is dan ook een prachtige keur uit het werk van Oorthuys. Daar zit echter ook een schaduwzijde aan. Hekking doorspekt zijn verhaal namelijk met een ongelooflijke hoeveelheid details over die foto’s: hoe ze tot stand gekomen zijn, met wie Cas onderhandelde, hoeveel geld hij ervoor kreeg, wat in de contracten wel of niet stond, de spanningen met de uitgevers, de dummy’s en proefdrukken, de recensies, foutjes in de tekst en wat al niet meer. Soms zijn die details wel grappig en voegen ze iets toe aan het verhaal, zoals het commentaar van Oorthuys bij de totstandkoming van de postzegels voor de Nederlandse Spoorwegen: ”Tienmaal praten met tien man met mijn zegelontwerp op tafel.” De overvloed aan details, ook op andere plekken, haalt vaak de vaart uit het verhaal en daardoor is het boek onnodig dik geworden.
Het is jammer dat door deze aanpak het verhaal van het persoonlijk leven van Oorthuys op verschillende plekken uit beeld is geraakt. Het komt vaak neer op korte feitelijkheden die al bekend zijn uit andere publicaties over Oorthuys. Deze leemte heeft zeer zeker ook te maken met het feit dat de auteur, zoals hij in zijn verantwoording schrijft, niet kon beschikken over belangrijke, meer persoonlijke bronnen. Zo heeft de tweede vrouw van Oorthuys op diens verzoek alle correspondentie en brieven vernietigd. Dat is een beperking, maar gesprekken met de grote hoeveelheid mensen die Oorthuys hebben gekend hadden dat zeker kunnen compenseren. Hierdoor is het boek meer een ‘beeld’ van een tijdperk geworden dan een biografie van een man van vlees en bloed.
Cas Oorthuys, 1908-1975
Sybrand Hekking
Lecturis
ISBN hardcover 9789462265370
Verschenen in maart 2025
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 48,00)