De Henriëtte de Beaufortprijs is toegekend aan Elisabeth Lockhorn voor haar biografie van Andreas Burnier, Metselaar van de wereld. Wij delen het enthousiasme van de jury, bestaande uit Manu van der Aa, Elsbeth Etty, Jaap Goedegebuure, Rick Honings (voorzitter) en Kris Humbeeck.
Uit het jury-rapport:
‘Complexe figuren vormen voor de biograaf een grote uitdaging. De niet zelden onverzoenlijke tegenstrijdigheden in hun persoonlijkheid, hun wisselende, onderling moeilijk te verenigen identiteiten, de spanningen die dat voor hen zelf en hun omgeving oplevert, het levert een overstelpende hoeveelheid stof op voor een levensverhaal vol dramatiek, climaxen en anticlimaxen, diepte- en hoogtepunten. Het vertellen van zo’n levensverhaal stelt zeer hoge eisen aan de biograaf. Die kan niet volstaan met het simpelweg noemen, benoemen en opsommen, maar moet verhelderen, nuanceren, een context scheppen waarin dit ene individuele leven met al zijn stroomversnellingen en draaikolken een ruimere bedding vindt.
De jury van de Henriëtte de Beaufort-prijs is van mening dat de biografie die Elisabeth Lockhorn heeft gewijd aan de schrijfster Andreas Burnier (1931-2002), alias de criminologe Catharina Irma Dessaur, alias het meisje Ronnie dat liever een jongen was, aan de genoemde uitdaging en de daarmee gepaard gaande risico’s op bewonderenswaardige wijze het hoofd heeft geboden. In de meeslepend geschreven biografie Metselaar van de wereld ontvouwt Lockhorn een boeiend, rijk geschakeerd, uitstekend gedocumenteerd en vooral afgewogen en evenwichtig beeld van een complexe, niet altijd sympathieke, maar toch steeds fascinerende persoonlijkheid. Omdat de biograaf afstand weet te behouden tot haar onderwerp, wordt de lezer in staat gesteld een eigen beeld en oordeel te vormen.
[…]
Metselaar van de wereld is een schrijversbiografie, een genre dat naast de gebruikelijke klippen en valkuilen die de biografie in het algemeen aankleven ook nog eens de complexe verhouding tussen leven en werk als probleem heeft. Dat het literaire oeuvre van Andreas Burnier in hoge mate autobiografisch is, staat buiten kijf. Maar ook dan ziet de biograaf zich gesteld voor de taak om te laten zien hoe de levensfeiten zijn getransformeerd tot literatuur. Ook daarin is Elisabeth Lockhorn ruimschoots geslaagd. Zonder in enigerlei vorm van reductionisme te vervallen laat ze op basis van nieuw onderzoek zien hoe Burniers lotgevallen als joods onderduikkind bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van haar persoonlijkheid. Uiterst relevant voor het begrijpen van dit karakter is ook de manier waarop Lockhorn ingaat op de strijd die Burnier al vroeg is aangegaan met de haar opgelegde vrouwelijke identiteit. De dwingende noodzaak om daar zo jong voor uit te komen, heeft haar op alle andere gebieden de moed heeft gegeven om voor zichzelf uit en op te komen.’