Donald Spoto, de biograaf van tal van Hollywood-iconen, is op 11 februari overleden. Hij was 81 en overleed in het havenstadje Koege, niet ver van Kopenhagen, in het vaderland van zijn echtgenoot Ole Flemming Larsen. Gewoon, aan een hersenbloeding.
Hij was de biograaf van regisseurs als Alfred Hitchcock en Stanley Kramer, en filmsterren als Marilyn Monroe, Elizabeth Taylor, Teresa Wright, Ingrid Bergman, Grace Kelly, Marlene Dietrich en Audrey Hepburn. Hij groef wat minder in het leven van beroemde acteurs, onder anderen James Dean, Laurence Olivier en Alan Bates. Vanessa Redgrave is een van de figuren in de groepsbiografie The Redgraves, een acteursclan waarmee hij persoonlijk bevriend was.
Zijn dikke biografie over Alfred Hitchcock, het genie met een dark side, die een ergere versie van Harvey Weinstein was in de tijd vóór #MeToo, is maar één van de boeken die hij aan deze regisseur wijdde, naast Spellbound by Beauty: Alfred Hitchcock and His Leading Ladies.
Over vrouwen die door de massamedia en hun bijzondere levenslot een aanhankelijk publiek kregen schreef hij ook: prinses Diana (The Last Year) en die andere fortune hunter Jackie Kennedy (Jacqueline Bouvier Kennedy Onassis: A Life).
Terwijl in Spoto’s biografie van Laurence Olivier al een jeugd wordt geschetst die het op zijn minst waarschijnlijk maakt dat deze acteur biseksueel of homoseksueel was of zou worden, ontstond er toch een controverse over de onthulling van de biograaf dat Olivier tien jaar lang een verhouding had gehad met de Amerikaanse komiek Danny Kaye. Oliviers erfgenamen ontkenden dit in een latere geautoriseerde biografie van Terry Coleman.
In zijn biografie van Marilyn Monroe bestreed hij dat zij een verhouding zou hebben onderhouden met zowel John F. Kennedy als zijn broer Robert. De geruchten en complottheorieën over een cover up na haar dood zouden een vorm van bedrog zijn die werd ingegeven door sensatielust en de ordinaire wens geld uit Monroe’s onfortuinlijke leven te slaan. ‘But the price runs higher than cash paid for shameful books,’ schreef hij. ‘The cost includes the erosion of ideals, a loss of faith in good men and women, a cavalier disregard for the reputations of decent people and a profound indifference to the truth.’
Spoto was een spiritueel katholiek die zijn geloof behield door van God alles te maken wat mensen niet begrijpen maar wel zeker weten, zoals blijkt uit zijn boek In Silence – Why We Pray, dat refereert aan ‘universele praktijken’ in andere godsdiensten dan het christendom. Hij studeerde theologie, behaalde een Ph.D. in New Testament Studies, en schreef de levensverhalen van Jezus, Franciscus van Assisi en Jeanne d’Arc, de heilige met wie elke religieuze en politieke stroming in Frankrijk het wonderwel goed kan vinden.
Onvermijdelijk bij zo’n productieve biograaf is natuurlijk de kritiek van recensenten. Zijn boeken munten uit in een rijkdom aan details, zoals bij Laurence Olivier de vele feitjes over zijn voorouders (onmisbaar in het verhaal over de ambities van zijn onaangename vader) en over zijn gestage kennismaking met het theater, zo opgeschreven dat je als lezer meegroeit met een moederszoontje dat uiteindelijk wel móet kiezen voor een professionele carrière als acteur. Maar, schrijft Neil Genzlinger in de New York Times, ‘He was so prolific that reviewers would sometimes fault him for piling on the minutiae but missing the personality’.
Misschien was Donald Spoto voorzichtig met conclusies over de persoonlijkheid van zijn biografelingen omdat homoseksualiteit in de jaren 70 en 80 nog door Amerikaanse recensenten werd gebruikt om cultuurscheppers door het slijk te halen, in een klimaat van onvervalste homohaat, ook bij liberals in New York en de NYT – nu onvoorstelbaar. Waarom woonde hij uiteindelijk in Denemarken? Elke samenleving krijgt de biografieën die het verdient.