‘Een buitengewoon karakter, maar geen overmatig talent,’ concludeert Annet Mooij in haar biografie van Mina Kruseman. De generaalsdochter, geboren in Velp op 25 september 1839, ontpopte zich in de jaren zeventig van de negentiende eeuw als een vroege voorvechtster van het feminisme. Ze groeide op in Nederlands-Indië, waar haar vader de positie van garnizoenscommandant bekleedde. In het najaar van 1854 keerde het gezin terug naar Nederland. Mina, op dat moment 15 jaar oud, kon maar moeilijk wennen aan de Hollandse mores. Ze voelde zich als ‘een halfgebonden boek tusschen twee planken’, zoals ze in haar semi-autobiografische roman Een huwelijk in Indië schrijft. In haar eerste pennenvrucht, Hans komt door zijn domheid voort!, geschreven toen ze negentien was, constateerde ze: ‘De wereld duldt niet dat eene vrouw, veel minder nog een meisje, zich buiten den engen kring harer eentoonige, onbeduidende, huiselijke bezigheden begeeft.’ Twee zusters overleden vroegtijdig aan TBC, maar volgens Mina lag er aan de ‘tering’ een diepere oorzaak ten grondslag: de chronische verveling van een vrouwenleven, al dan niet ingebed in een gearrangeerd huwelijk. Mina Kruseman paste voor dat perspectief. Een vrouw moest in haar eigen levensonderhoud kunnen voorzien, zodat ze niet meer afhankelijk zou zijn van de ridder op het witte paard. Dat sprookje was in haar ogen een gelegaliseerde vorm van prostitutie. Kruseman ging naar het conservatorium in Brussel, toen een kosmopolitische stad. Ze wilde met haar zangcarrière haar eigen geld verdienen, tot schande van haar familie. Jenny, haar jongere zuster, probeerde de oude vrijster te overreden van haar dwaze plannen af te zien, maar Mina was vastberaden: ‘Wat wilt gij met eene vrouw aanvangen, die niet trouwen wil en geene de minste roeping gevoelt tot het opvoeden van kinderen of het bestieren eener huishouding? Zij is déclassée, van het oogenblik af dat zij met zulk eene bekentenis voor de den dag durft te komen. En nu ik eenmaal tot deze déclassées behoor, och, laat mij nu maar zingen om verder de wereld door te komen, dat is toch het eenige, waar ik op den duur van houd.’
Multatuli
Mina Kruseman was vrij radicaal in haar keuzes. Ook een tijdgenote en feministe als Elise van Calcar maakte zich sterk voor de opleiding van meisjes, maar die mocht niet indruisen tegen hun ‘vrouwelijke natuur’. Voor de vrouwen die buiten de huwelijksboot vielen, en dat waren er vanwege de demografische ontwikkeling in de negentiende eeuw nogal wat, zag Van Calcar vooral een toekomst als kapster, naaister of kindermeisje weggelegd. Kruseman had een broertje dood aan die bekrompen opvatting over de ‘vrouwen-questie’. Zij wilde, mits een vakopleiding geen domme spierkracht vereiste, het gehele middelbaar en hoger onderwijs voor vrouwen toegankelijk stellen. In 1873 verscheen haar Bildungsroman Een huwelijk in Indië, waarin ze volgens Conrad Busken Huet blijk gaf dat haar aanmatigende toon in geen verhouding stond met haar verdiensten. In datzelfde jaar maakte ze ook kennis met Multatuli, die zich gevleid voelde door haar frontale aanval op het ‘anti-artistieke’ klimaat in Nederland: ‘Bezit gij twee Multatuli’s dat gij zo weelderig afstand doet van één?’ Kruseman ontpopte zich tot een fervent Multatuliaan en legde een grote bemoeienis aan de dag om zijn Vorstenschool op de planken te krijgen, met haar in de hoofdrol van koningin Louise. Voor de repetities in Rotterdam verliet hij zelfs zijn bannelingenoord in Wiesbaden. Daar hokte hij – tot grote ergernis en bemoeizucht van Kruseman – met Mimi samen terwijl hij nog met Tine van Wijnbergen was getrouwd. De ontmoeting in Rotterdam werd een debacle. Multatuli stoorde zich aan de ‘natuurlijke’ speelstijl waartoe Kruseman zich had bekeerd. In zijn ogen was die van alle ‘zieleactie’ gespeend. Tijdens de repetities kwam het tot een uitbarsting. Kruseman hield vast aan haar interpretatie van de rol van koningin Louise, Multatuli ontstak in razernij. ‘Als u ’t beter weet dan ik…ga je gang!…maar ik zeg dat ’t niet deugt, en dat niets deugt wat u doet! En dat je een nul bent,’ etcetera. De wederzijdse beledigingen tijdens de opvoeringen in den lande zijn hilarisch en te mooi om hier te verklappen. Volgens Kruseman was het openlijke affront van haar talent op kinnesinne gebaseerd: Multatuli had een blauwtje bij haar gelopen. Met die verklaring negeerde ze de kritieken, die niet bepaald juichend waren over haar aandeel in Vorstenschool. Multatuli trok ten slotte aan het langste eind in deze titanenstrijd: hij wist te bewerkstelligen dat Kruseman van haar rol ontslagen werd.
De veilige haven
Door die persoonlijke nederlaag was het land voor haar te klein geworden. Op 1 september 1877 vertrok Kruseman naar haar geliefde Indië. Ze zette in Soerabaja een schooltje op, waar ze haar leerlingen vooral liet profiteren van haar voordrachtskunst en zangtalent. Tijdens haar voorstellingen voor de plaatselijke goegemeente las ze voor uit eigen werk. Haar nieuwste novelle, Fellah Damstone, handelend over een bruid die op de dag van haar huwelijk sterft van geluk, zodat de bruidegom op haar graf de hand aan zichzelf slaat, waarin zijn vader aanleiding ziet om stante pede krankzinnig te worden, werkte op de lachspieren van het publiek. Kruseman had iedere vorm van zelfkritiek verloren. De Indische pers strafte die hoogmoed genadeloos af en smulde van het ‘sensatienieuws’ dat Kruseman met een van haar leerlingen was getrouwd, de bijkans twintig jaar jongere Frederik Hofman. Kruseman was alsnog ‘met bolle zeilen de veilige haven van den echtelijke staat binnengelopen!’, wist de plaatselijke verslaggever te melden. Maar Kruseman had haar Hofman helemaal niet getrouwd. Wel raakte ze zwanger van hem, waarna het stel spoorslags de gordel van smaragd verliet. Ze was trots op haar nieuwe rol van ongehuwde moeder en tartte de burgerlijke moraal door met haar jonge minnaar samen te gaan wonen. De relatie hield vijfendertig jaar stand, tot de onverkwikkelijke dood van Hofman in 1918. Kruseman leefde lang genoeg om haar kleine ‘revival’ mee te maken. Ze had weinig belangstelling voor het vrouwenkiesrecht dat tijdens de eerste feministische golf zo hoog op de agenda werd gezet, maar het vaderland eerde haar pionierster. Mina Kruseman overleed op 2 augustus 1920 in Boulogne-sur-Seine.
Branie. Het leven van Mina Kruseman (1839/1922) van Annet Mooij handelt over een vrouw die op het theoretische vlak nauwelijks van betekenis is geweest voor de feministische beweging in Nederland maar die als publieke figuur een exemplarisch leven heeft geleid. Een avontuurlijk leven, dat door de verteltrant van Annet Mooij zo nu en dan van zijn glans wordt ontdaan. Teveel stoplappen (‘opmerkelijk is verder’, ‘daarnaast is het echter duidelijk’, ‘terugblikkend is zonder moeite vast te stellen’) ontkrachten het betoog. Compositorisch is het niet sterk dat we tot twee keer toe een inhoudelijke bespreking van Een huwelijk in Indië krijgen voorgeschoteld, in het begin en aan het einde van dit boek. Daar staat veel tegenover. De getroebleerde verhouding van Kruseman met Multatuli is meeslepend beschreven, evenals de megalomane zelfoverschatting waar Kruseman bij tijd en wijle blijk van gaf. Wat beklijft is het liefdevolle, kritische portret dat Annet Mooij met Branie. Het leven van Mina Kruseman (1839-1922) geschreven heeft.
Branie. Het leven van Mina Kruseman (1839-1922)
Annet Mooij
Uitgeverij Balans
ISBN 9789460036002
Verschenen maart 2013
Bestelinformatie
Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 27,50)