Toen zijn broer Ludvig aan Alfred Nobel (1833-1896) vroeg of ze niet eens een biografie moesten schrijven van hun vader, leek Alfred dat grote onzin. ‘Wie heeft er tijd om biografieën te lezen?’ vroeg hij. Het enige wat zin had was een signalementkaart, zei Alfred, en schreef zijn broer hoe die van hemzelf eruit zou moeten zien:
Alfred N.: miserabel half-en-half leven; had door een menslievende arts moeten worden gesmoord toen hij schreeuwend zijn intrede in het leven deed. Grootste verdiensten: dat hij zijn nagels schoonhoudt en nooit iemand tot last is. Grootste gebrek: dat hij geen gezin, geen gelijkmatig humeur en geen sterke maag heeft. Grootste en enige ambitie: dat hij niet levend wordt begraven. Grootste zonde: dat hij de mammon niet eert. Belangrijke gebeurtenissen in zijn leven: geen.
Gelukkig was de Zweedse journalist Ingrid Carlberg het, meer dan honderd jaar later, met hem oneens. Ze heeft een prachtige biografie geschreven over de uitvinder die zijn grote vermogen naliet voor de jaarlijkse Nobelprijzen, die aanstaande 10 december weer worden uitgereikt.
Uitvindersgezin
Nobel kwam uit een uitvindersgezin. Zijn vader, Immanuel Nobel, was een wat impulsieve, opportunistische man. Hij was ook al bezig met buskruit, waarmee hij zee- en landmijnen maakte. Het gezin verhuisde naar Sint Petersburg, want de Russische tsaar toonde veel interesse in de wapens van vader Nobel. De jonge Alfred zou er wonen tot zijn twintigste. Als jongen toonde hij evenveel interesse in natuurwetenschap en de uitvindingen van zijn vader als in literatuur en filosofie. Hij las graag Shelley, Byron en zou zijn leven lang blijven schrijven. Vaak bleef dat bij onsuccesvolle pogingen – Carlberg merkt sarcastisch op dat er geen groot romanschrijver aan hem verloren is gegaan.
Gelukkig trok de uitvinderskant uiteindelijk aan het langste eind: hij ging in de leer bij de chemicus Nikolaj Zinin en trad in dienst bij ‘Gieterijen en Mechanische Werkplaatsen Nobel & Zonen’. Het familiebedrijf, waar zijn broers Ludvig en Robert ook zouden werken, had wisselend succes. Wanneer het vrede was gingen de zaken slecht en had de familie veel financiële zorgen. Maar als het oorlog was liep het bedrijf goed: dan verkochten ze hun munitie aan de hoogste bieder. Veel morele scrupules lijkt de familie niet te hebben gehad. Ze praatten hun zaakjes goed door te stellen dat krachtige wapens het verloop van de oorlog zouden bespoedigen, en dus eigenlijk levens redden.
Alfreds geniale inzicht
Alfred was gefascineerd door de nieuwe springstof nitroglycerine. Zou het niet mogelijk zijn de vloeistof, die een zeer explosieve kracht had maar niet uit zichzelf ontbrandde of ontplofte, te combineren met het succesvolle buskruit van zijn vader? Dát was Alfreds geniale inzicht. Het buskruit kon je ontsteken, waarna door de explosie ook het nitroglycerine tot ontploffing werd gebracht. Zo konden treintunnels veel gemakkelijker door de Zweedse bergen gegraven worden. En het was natuurlijk handig om oorlog mee te voeren, en aan oorlog was in die tijd in Europa geen gebrek.
Alfred Nobel was meer een uitvinder met praktisch inzicht dan een geniale wetenschapper. Hoewel hij een laboratorium had, deed hij daar eerder proefjes dan dat hij een schoolbord vol kalkte met formules.
Ook was Alfred een gewiekst zakenman. Hij begreep dat je snel patenten moest aanvragen, omdat andere zakenlui je anders de kaas van het brood aten. Toen zijn uitvinding eenmaal liep, liet hij springstoffabrieken bouwen in Engeland, Italië, Frankrijk en Praag. De plotselinge populariteit van het dynamiet werd door een Parijse krant beeldend omschreven:
“Dynamiet, gisteren nog onbekend, maar plotseling tot beroemdheid verheven, is een van de verbazingwekkende en beangstigende vernietigingsmiddelen […] waarvan het menselijk brein het geheim heeft weten te vinden.”
Die populariteit zal vast te maken hebben gehad met de oorlog tussen Frankrijk en Pruisen. Alfred was, net als zijn dynamiet, op slag een bekendheid.
Een extravagant huis voor een eenvoudig man
Hij kocht een enorm huis in Parijs, aan de Avenue Malakoff, de muren behangen met kasjmier, met beelden van verguld brons, een vleugel uit ebbenhout en een koetshuis met vier paarden.
Die luxueuze inrichting stond in schril contrast met de matigheid en soberheid die mensen met Alfred associeerden. Hij droeg vaak een eenvoudig zwart pak. Zulke contrasten waren vaker in Alfreds persoonlijkheid te vinden. Tegenover zijn geliefde Sofie Hess, met wie hij nooit officieel een relatie zou aangaan, kon hij het ene moment poeslief zijn, en het andere moment nors en jaloers. Hij schreef aan zijn broer Ludvig:
“Dat ik met explosieve stoffen werk is heel logisch, want het ontbreekt mijzelf evenmin aan explosiviteit. Ik kan zo kwaad worden dat de vonken ervan afvliegen, maar het duurt maar een halfuurtje.”
Via de brieven aan Sofie en zijn broers komen we langzaam maar zeker wat meer over de persoon Alfred Nobel te weten. Hij werd erg geplaagd door sombere buien, wat de eerder vermelde signalementkaart demonstreert. Het feit dat hij nooit trouwde en geen gezin stichtte deed hem ook veel verdriet. Hij was bang dat hij alleen zou sterven, louter omringd door het personeel dat hij betaalde.
Tegenslagen
Alfreds zorgen werden versterkt door tegenslagen. Hij wilde zijn dynamiet verkopen in Amerika, dus voer hij met een schip naar New York. Wat hij niet wist was dat nitroglycerine met de tijd steeds instabieler werd, en dat langdurige opslag dus zeer gevaarlijk was. Op 16 april 1866, om kwart over één ’s middags, klonk er een enorme klap door de straten van New York. Alle ramen in een straal van 15 meter rondom de opslag gingen aan diggelen, en de kranten schreven dat ‘fragmenten van menselijke resten (…) twee blokken verderop nog gevonden [werden].’ Een nachtmerrie voor Nobel, want niemand wil springstof kopen die bij het minste uit zichzelf ontploft.
Zulke ongelukken gebeurden regelmatig, zoals in Newcastle, waarbij veertien mensen omkwamen, en in Stockholm, waarbij Alfreds jongere broertje Emil overleed. Toch lijken die incidenten investeerders nauwelijks te hebben afgeschrikt, of Alfred slaagde erin hen te overtuigen dat ze voortkwamen uit een onjuist gebruik.
Er was regelmatig frictie tussen Alfred en zijn broers, die hem grote sommen geld vroegen voor hun eigen bedrijven. En de oude Immanuel zorgde af en toe voor hoofdbrekens. Hij bleef maar met nieuwe ideeën komen, die niet allemaal even realistisch waren. Zo wilde hij zeehonden dresseren om zeemijnen neer te leggen.
Ten slotte werd Alfred Nobel gevolgd door de Parijse geheime dienst, zo blijkt uit documenten die Carlberg wist op te diepen. Buitenlanders werden sowieso al gewantrouwd in Frankrijk, en de geheime dienst was ervan overtuigd dat Alfreds springstoffabriek op een strategische plek was neergezet om het recept van een rivaliserend Frans kruit te stelen. Was dat geen complot tegen de Franse staat? Dat Alfred onderhandelde met het Franse ministerie van Oorlog over de verkoop van zijn kruit was kennelijk niet bekend bij de spionnen.
Een prijs voor de ‘grootste weldoener van de mensheid’
Door zijn gesprekken met zijn goede vriendin Bertha von Suttner, die met haar boek De wapens neer! een hernieuwde interesse in de Europese vredesbeweging had doen oplaaien, werd ook Alfred aangestoken met het vredesvirus. Tijdens Nieuwjaar 1893 schreef hij haar:
“Ik zou in mijn testament een deel van mijn vermogen willen reserveren voor een prijs die eenmaal in de vijf jaar wordt uitgereikt (laten we zeggen zes keer in totaal, want als het niet lukt om het huidige systeem in dertig jaar te veranderen, vallen we onherroepelijk terug in barbaarsheid) aan de man of vrouw die het meeste heeft gedaan om de vrede in Europa te bevorderen.”
Het zaadje was geplant: het idee voor een Nobelprijs was geboren. Nobel veranderde zijn testament een aantal keer, waarbij hij zijn familie een steeds kleiner aandeel toebedeelde. Na zijn dood – alleen in zijn villa in het Italiaanse San Remo, omringd door personeel – spande zijn familie daarover ook nog een rechtszaak aan. Gelukkig verloren ze, want anders was de wetenschap, de literatuur en de vrede een stuk armer geweest.
Vele draden worden samen gesponnen
Carlberg heeft eindelijk een ‘volledige’, onafhankelijke biografie van Alfred Nobel geschreven, die overigens zeer mooi is vertaald door Geri de Boer. Eerdere biografieën, zo vertelt Carlberg, werden gemaakt in opdracht van de Nobelstichting en die mochten geen ‘overwegingen over Alfred Nobels persoonlijkheid, gedachten en gevoelens’ bevatten. Carlberg kreeg gelukkig niet te maken met zulke beperkingen. Het resultaat is een behoorlijk dikke pil, die inderdaad zeer volledig overkomt. Nobel wordt stevig in zijn tijd en plaats verankerd. We krijgen iets mee van de literaire hits van zijn tijd (zoals de beroemde Lev Tolstoj), van de activiteiten van Nobels vrienden (zoals de vredesmissie van Bertha von Suttner), en de wetenschappelijke ontwikkelingen (waaronder de medische doorbraken die door Semmelweis, Koch en Pasteur geboekt werden).
Ondanks zijn volledigheid, is het geen taai of langdradig boek. Alle draden die door Carlberg worden gesponnen, komen uiteindelijk samen – zo is Von Suttner verbolgen dat ze in 1901 de Nobelprijs voor de Vrede niet krijgt, en wordt Lev Tolstoj volledig gepasseerd door de Zweedse Academie, omdat zijn schrijven ‘onrijp en misleidend’ zou zijn.
Wat ook zeer interessant is om te lezen zijn de korte intermezzo’s waarin Carlberg beschrijft hoe ze aan haar bronmateriaal komt en welke plekken ze heeft bezocht. Die getuigen eens te meer hoezeer Alfred Nobel een biografie verdient, zeker eentje die zo spannend, grondig en volledig is als die van Carlberg.
Alfred Nobel. Het verhaal van een man en zijn tijd
Ingrid Carlberg
Vertaald uit het Zweeds door Geri de Boer
De Bezige Bij
ISBN 9789403104010
Verschenen 10 september 2020
Bestelinformatie
Bestel als hardcover bij bol.com (€ 49,99)Bestel
Koop bij Athenaeum Boekhandel Bestel als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 49,99)
Bestel als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 15,99)