De tragiek van een gecultiveerd leven. Johan Polak: uitgever en bibliomaan

Kort na Geke van der Wals biografie over uitgever en boekhandelaar Rob van Gennep heeft wetenschapper Koen Hilberdink er het levensverhaal van diens evenknie naast gezet: Johan Polak. Beide namen zijn, samen met die van de boekhandel aan het Spui, vereeuwigd in Athenaeum – Polak & Van Gennep. In J.B.W.P. Het leven van Johan Polak zien we dezelfde ontwikkelingen in uitgeversland als in de biografieën over Van Gennep en Geert van Oorschot, maar weer vanuit een heel ander perspectief.

Johan Polak was een volkomen andere persoon dan zijn zakenpartner Rob van Gennep. Hij was belast met wat hij zelf een meervoudige paradijsvloek noemde: ‘Ik ben joods, ik ben rijk en zo lelijk als een paard.’ Dat hij daarbij ook homoseksueel was, met een liefde voor decadent gedrag, was voor de buitenwereld wel duidelijk. Hij zette zich niet voor niets in voor het COC. Ook zijn joodse zelfhaat en zwaarmoedigheid werd nadrukkelijk uitgevent. Dat hij er een bijzondere seksuele voorkeuren op na hield was maar in zeer beperkte kring bekend, al hebben veel heteroseksuele, blonde mannen iets van Polaks avances aan den lijve ondervonden, waaronder Antoine Bodar en Jan Siebelink met wie hij de fascinatie voor het decadente leven deelde. Alleen op geheime locaties kon Polak op oudere leeftijd zijn seksuele fantasieën in praktijk brengen.

De rol die Polak het best lag was die van de ouwelijke, wereldvreemde en bij tijd en wijle hypochondrische classicus met een uitzonderlijke goede smaak. Verbazingwekkend is daarom dat hij in Rob van Gennep enige jaren de ideale zakenpartner trof. Eigenlijk was het zijn verliefdheid op de linkse en nadrukkelijk mannelijke Van Gennep en diens ‘staalblauwe Wassenaarse hockeybenen’ die daar de aanleiding voor gaven. Zijn eigen familiebezit vergemakkelijkte de samenwerking. In 1962 richtte beiden de uitgeverij Polak & Van Gennep op.

Het persoonlijke ging bij Johan Polak meestal voor het zakelijke. Dat bracht hem herhaaldelijk in lastige situaties binnen de uitgeverij en de latere Athenaeum Boekhandel. Verschillende mannen en ‘zonen’ werden vaderlijk beschermd en namen daardoor een wat schimmige positie binnen de zakelijke omgeving in, wat nogal eens tot misverstanden en scheve verhoudingen leidde. In veel gevallen trad hij op als degene die hen financieel uit de wind hield en een nieuw bestaan wist te arrengeren.

Esthetische functie

Johan Polak groeide op in een welgesteld milieu van totaal geassimileerde joden. Zijn vader was partner in de essencefabriek Polak & Schwartz te Zaandam en een liefhebber van de Franse literatuur. De kleine Johan kwam onder de hoede van een kindermeisje en bezocht de eerste Openluchtschool voor het Gezonde Kind in Amsterdam. Hij hield van winkels en bezocht met zijn moeder geregeld het modehuis met Franse allure Hirsch & Cie. Thuis gaf hij zich over aan scheikundige experimenten die volgens zijn broer Rob ‘een uitsluitend esthetische functie’ hadden. De bange jaren dertig met hun ondergangsstemming kleurde zijn leven. Nadat zijn vader aan het begin van de oorlog aan een hartaanval overleed, brachten de oorlogsjaren het gezin Polak aanvankelijke naar Westerbork, maar uiteindelijk bleven de concentratiekampen hen dankzij een Entlassungsscheine bespaard. Johan en zijn moeder, die aan een psychisch zwakke gesteldheid leed, brachten het tweede deel van de oorlog ondergedoken in Voorthuizen door. Als zonderling in de wereld van volwassenen en gewapend met literaire citaten en lugubere verhalen, wapende hij zich tegenover klasgenoten. Op Het Amsterdams Lyceum ontbloeide zijn liefde voor literatuur en werd Johan zich zijn homoseksualiteit bewust. Met name in de poëzie van Boutens, Leopold en Lodeizen vond hij zijn bestemming evenals in bibliotheken. Het woord ‘boekenjood’ kreeg voor hem daardoor een nieuwe betekenis.

P.C. Boutens (1870-1943) en J.H. Leopold (1865-1925)

Prullenbak

Ondanks een veiliggesteld bedrijfs- en familiekapitaal trad Johan na de oorlog een allerminst veilige samenleving tegemoet. Verdriet overleefde in schaamte en Johan zocht zijn heil verder in het verleden en in antiquarische dichtbundels. In het huis van Geert van Oorschot kwam hij in contact met het uitgeversvak. Mooie boeken maken verzamelen wilde hij zelf ook. Uit de prullenbak van Van Oorschot viste hij een handschrift van de dichter Vasalis: ‘Er is een boom geveld met lange groene lokken’. Het was de vanzelfsprekende handeling van iemand die zou uitgroeien tot een exquis bibliomaan. De Tachtigers vormden zijn bastion, maar met de vernieuwende poëzie van de Vijftigers had Polak niets op. Omgekeerd zagen schoolgenoten als Rudy Kousbroek en Remco Campert ook hem niet staan. Hem werd dweperigheid verweten. Daarnaast kwam hij te boek te staan als kunstvlo, overschrijver en parasiet. In Den Haag leek hij beter op zijn plaats dan in Amsterdam waar een levenslange vriendschap ontlook met dispuutgenoot Frits Bolkestein. Door de dreiging van de Koude Oorlog hield Johan zoveel mogelijk een vluchtweg open naar de Franse havensteden voor het geval ‘het weer zover was’. Geen van zijn ‘zielsverwanten’ wilden echter mee.

Oude Grieken

Na het behalen van zijn kandidaatsexamen, kon Polak zich als leraar hartstochtelijk overgeven aan de oude Grieken en de dichter Kafávis. Aan het Spinoza Lyceum onderwees hij gedurende enkele jaren over de klassieke wereld. Leerlingen zouden hem herinneren als iemand die tot tranen toe geroerd kon zijn bij het voorlezen van bepaalde passage. In het Amsterdam van de jaren vijftig was het nog heel moeilijk gevoelsgenoten te ontmoeten. Polaks publieke coming out vormde het begin van een reeks seksuele mislukkingen die hij toeschreef aan de relatie met zijn moeder.

Handelsman

Met de verkoop van het familiebedrijf werd Johan Polak op zijn dertigste miljonair. Toch hield hij zijn leraarsbaan tot midden jaren zestig aan. Vanuit het tijdschrift Maupertuus en Cartons voor Letterkunde ontstond het idee om samen met de ‘waanzinnig mooie’ Rob van Gennep een reeks boeken uit te geven. Met Polaks financiële vermogen kon de zaak in gang worden getrokken. Zowel de literaire als maatschappelijke interesses van beiden liepen echter nogal uiteen. Polak vond het ongepast als handelsman op te treden als het over literatuur ging. Van Gennep wilde daarentegen geld verdienen met de verkoop van boeken. Ze vonden een rolverdeling en de uitgeverij groeide terwijl Polak nog bezig was zijn studie af te maken, waarna hij toetrad tot de Amsterdamse Latinistenkring. Graag was hij nog gepromoveerd op Quintilians, maar dat zat er niet meer in. Het literaire fonds van Polak & Van Gennep maakte al snel naam met internationale auteurs als Philip Roth, Bernard Malamud, Marguerite Yourcenar en Elias Canetti. Tussen Polak en Gerard Reve ontstond een complexe verhouding die begon met de aankoop van brieven als ‘aftrekliteratuur’. Reve werd daardoor voor Polak bijna een obsessie. Zijn handschriftenmanie leidde in 1965 tot de oprichting van het Athenaeum Antiquariaat aan de Prinsengracht, waaruit later de nieuwe Athenaeum Boekhandel aan het Spui ontstond. Deze activiteiten vielen niet onder de uitgeverij, maar waren alleen van Polak. Opzet van de AB was, zoals Polak aangaf in zijn openingsspeech: ‘alpha-specialisatie, vooral literatuur, literatuurwetenschap en politica’. Daarnaast kocht hij nog andere boekhandels en stichtte hij het Athenaeum Nieuwscentrum.

Decadentie

Johan Polak raakte nauw betrokken bij het COC in een tijd dat de emancipatie van homoseksuelen zich nadrukkelijk manifesteerde en hij zich door zijn redacteurschap van het tijdschrift Dialoog bij een breed publiek als zodanig bekendmaakte. Door de jonge generatie werd hij echter overduidelijk gezien als ‘regent’.

In 1968 namen Polak en Van Gennep de beslissing om zakelijk uit elkaar te gaan, waarna het als een reorganisatie werd gepresenteerd. De klassieke literatuur en filologie bleef bij Polak, terwijl Van Gennep doorging met het moderne literaire fonds en de politica.

De relatie tussen Johan en zijn moeder was zo hecht, dat velen veronderstelden dat zij zijn vrouw was. Pas na het overlijden van zijn moeder, voelde hij zich vrij om zijn seksuele fantasieën te praktiseren. Polak begaf zich steeds meer in een wereld die verwant was aan die van de decadente schrijvers uit het einde van de negentiende eeuw en de revistische seks. Met de volksschrijver deelde Polak verschillende jongens uit zijn ‘stal’, waaronder Teigetje en Woelrat. Ook Boudewijn Büch kwam onder zijn aandacht, maar in Rik van Dam vond hij een ‘zoon’, maar ook een ‘project’, iemand die hij van de ondergang moest redden.

Eredoctor

Toen Polak in de jaren tachtig stopte als uitgever en boekhandelaar, besloot hij samen met Frans Goddijn als Maatschap Polak & Goddijn stukken te schrijven voor diverse kranten en tijdschriften. Hij verscheen ook steeds vaker op televisie om zichzelf publiekelijk te kleineren. De ironie ontging echter menigeen. Lichamelijke gebreken maakten hem onzeker en somber en maatschappelijke gebeurtenissen – met name de angst voor aids – voedden zijn angst en hypochondrie.

In 1988 werd Johan Polak tot eredoctor benoemd. In de laudatio memoreerde Anton Leeman Polaks invloed op het culturele leven in het Amsterdam van de jaren zestig. Hij prees diens onbaatzuchtigheid, eruditie en inzet voor de uitgave van het werk van Reve, Bloem, Leopold, Boutens, de publicaties van literairwetenschappelijke studies en de vertalingen van teksten uit de Grieks-Romeinse Oudheid. In zijn dankwoord sneed Polak de thema’s van de ‘bange jaren tachtig’ aan: het verval van de West-Europese cultuur, de om zich heen grijpende aidsepidemie en de rabiate jodenhaat met absurdistische trekken’. Drie jaar later verscheen bij Uitgeverij Balans Polaks boek Bloei der decadence, over de laatste fase van de Westerse cultuur. Al was hij er niet op gepromoveerd, het boek zou zijn magnum opus worden.

Witte handschoenen

Na Polaks overlijden in 1992 werd zijn kunstcollectie geveild. Een half jaar later volgden zijn boeken. Piet Buijnsters karakteriseerde de collectie als teleurstellend, enkele uitzonderlijke werken daargelaten. Hoewel volledigheid niet de opzet van deze biografie is geweest, is het toch jammer dat Koen Hilberdink aan de collectioneur Polak weinig aandacht heeft gegeven. Diens bibliotheek, die alleen door een enkeling, en dan nog alleen met witte handschoenen en zonder schoenen, mocht worden betreden, nam bij zijn leven mythische proporties aan. Ook de drijfveren en dagelijkse gang van zaken van de boekverkoper Polak blijft nogal onderbelicht. Desondanks heeft Hilderdink, die eerder biografieën schreef over Paul Rodenko en Hans Lodeizen, met deze beknopte maar gedegen biografie een nieuw en veelkleurig ‘paneel’ toegevoegd aan het drieluik Van Oorschot/Van Gennep/Polak. Hoewel hij zijn ‘kinderen’ Athenaeum Boekhandel en uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep al geruime tijd voor zijn dood had losgelaten, houden beide bedrijven ruim een halve eeuw later zijn naam nog altijd in ere.

J.B.W.P. Het leven van Johan Polak
Koen Hilberdink,
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028261846
Verschenen in mei 2017

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 29,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 17,50)

Wim Huijser
Wim Huijser
Wim Huijser is schrijver-publicist op het snijvlak van literatuur, geschiedenis en landschap. Hij schreef onder andere een biografie van C. Buddingh’, een monografie van Ton Schulten en tientallen boeken over literatuur en wandelen. Daarnaast stelde hij diverse bloemlezingen samen, waaronder een met wandelfragmenten van J.J. Voskuil.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in